In juni 1942 gaat ze nog naar haar school ‘’het joodse Lyceum’’ in Amsterdam. Maar al snel moet ze met haar familie onderduiken. De Duitsers zijn Nederland binnen gedrongen. Ze gaan in het achterhuis wonen. Via de draaikast in het kantoor van haar vader kom je in het achterhuis. Na een week komt de familie Daan bij hun wonen. Familie Van Pels is ook aan het onderduiken voor de Duitsers. In het huis maken ze afspraken dat ze niet betrapt worden als er een huiszoeking komt of dat mensen van buitenaf dingen merken. Zo mag de wc niet doorgetrokken worden, ze moeten muistil zijn. Na vier maanden komt meneer Dussel bij hun intrekken. Anne moet met hem een kamer delen, maar ze vindt hem helemaal niet aardig. ‘savonds luisteren ze met z’n alle naar de radio. Ze horen wat er allemaal gebeurd is deze dag. Het sfeer is ook niet echt prettig in het achterhuis. Anne heeft heel vaak ruzie met haar moeder en mevrouw Van Pels. Ze kan alleen met haar vader en Peter Van Pels praten. Zij begrijpen Anne. Mensen die in het kantoor werken, geven aan hun te eten, boeken en andere spullen die ze nodig hebben. 4 augustus 1944 vallen de Duitsers het pand binnen. De Duitsers komen er achter dat er achter de kast in het kantoor een trap schuilt. Alle bewoners worden gearresteerd. Iedereen word per trein via Westerbork naar Auschwitz gebracht. Wanneer ze in Russen zijn worden Anne en haar zus Margot naar Bergen-Belsen overgebracht. Twee maanden voor de bevrijding van de kamp, overlijden ze beiden aan de damziekte tyfus. Otto Frank (vader van Anne en Margot) overleeft het concentratiekamp. Hij vindt het dagboek van Anne en geeft die aan een drukkerij, dat zij er een boek van maken.

 de deur waardoor je in het huis van Anne Frank en haar ouders binnen komt.